In weer of geen weer plukt Babs op lange wandelingen langs stranden en onherbergzame oorden kleine objecten. Ze observeert, selecteert en raapt met de hand uitgespuwde resten op om ze zich absoluut eigen te maken. Oprapen is het accepteren en toe-eigenen, het in het hart sluiten en het intens koesteren van een kleinood dat beantwoordt aan een innerlijke nood. De wandeling – zoektocht van deze moderne jager-verzamelaar is telkens een markerende gebeurtenis.
Een steen is door zijn morfologie, structuur en textuur het archief en de bibliotheek van het ontstaan van het leven op aarde. Door de steen in de handpalm te nemen en met wijsvinger en pink te omarmen bereidt ze een warm bedje voor de steen en vertelt ze een eigen verhaal. De hand is de maateenheid: when it fits in one hand, you can keep it. Soms lijkt het alsof de ziel van de kunstenares in haar handpalm huist. Het werk bezit de fysieke en psychische grondtoon van Babs zelf: fragiel, kwetsbaar en toch kordaat en sterk.
Direct na haar opleidingen als grafisch vormgever en fotograaf kiest Babs Decruyenaere resoluut voor een back to basics analoge zwart-wit fotografie zonder camera met o.a. werken en installaties met camera obscura, fotogrammen, beelden van alles wat groeit en bloeit en veel laborieus werk in de donkere kamer. Ze fotografeert aspecten van de natuur: het landschap, de minuscule details ervan en associeert ze met haar meanderende gevoelsleven.
Hoe veelvormig het oeuvre ook is, het centrale principe oogt verrassend constant. Kort samengevat: van het eenvoudige, onooglijk kleine, via doorwerking en transformatie, naar de complexe en grootschalige wereld. Zoals bijvoorbeeld in de monumentale mobiles die het toeval, de kosmos en zijn thermiek representeren. Van micro naar macro, van cel naar organisme, van punt, lijn, cirkel naar spiraal, in het overheersende besef hoe klein de mens is.
In het componeren blijft Babs op een koppige manier bij zichzelf. Beelden en stenen zijn geen vehikels voor romantische metaforen of artistieke demonstraties. Ze assembleert enkel wat goed voelt.
De zoektocht is intuïtief hoewel het programma lang geleden werd bepaald.
Dit werk is in essentie de activiteit van het kind aan zee dat Babs was toen ze jaren in een zeepreventorium verbleef. Haar zakken puilden uit van alles wat nu de basis is van haar werk. De toeschouwer mag denken “misschien kan ik dat ook”, omdat het zo herkenbaar is. Belangrijk blijft het potentieel aan empathisch vermogen; het is trouwens de manier om je als kunstenares met je publiek te verbinden. In deze vorm van beachcombing prikkelt het jeugdig onvermoeibaar zoeken naar de morfologische raadsels van kosmos en universum. Het zijn krachtig uitgepuurde proefstukken van iemand die van, in én met de natuur leeft en denkt. Een dergelijke zoektocht eindigt nooit.
Wanneer Babs tentoonstelt, ben je getuige van een plezier dat wel eens de herbeleefde vreugde van een initiële ontdekking in de natuur kan zijn. Kijken naar de herontdekking van dat plezier werkt aanstekelijk.
Wim Van Mulders